Taboe
Doe-het-niet, doe-het-niet, doe-het-niet
Toch komt ze, zo uit bed
in een nachtjaponnetje
van tere wintersluiers
Hij hoort haar niet te zien zo
in volle vruchtbaarheid
wit, rond, stralend
Doe-nou-niet, doe-nou-niet, doe-nou-niet
Hij kijkt
gewaarschuwd
toch
over de aarde - recht in haar gezicht
En schrikt van zichzelf
of van zoveel schoonheid
Blozend gaat hij pijlsnel onder
Zei-het-toch, zei-het-toch, zei-het-toch
roept de koolmees hem nog na