Verleden tijd
knap
knap
knap
Ik brak de zomer in stukken
zachtjes plonsde het
in het koele water
Een uitje sputterde
tegen op de achtergrond
van hete boter
spet
knap
knap
Zonlicht en buitenstemmen woeien
de keuken binnen, vroeger
toen er zomer was en ik boontjes brak
Terwijl ik de sambal doorroerde zijn er meeuwen gehoord
hier in de stad ver van de haven
ik zeilde mee naar kaai en wad
spet
spet
spat
Na het eten wist ik weer
meeuwen brengen regen mee
geen geluk zoals aan zee