Haar offer
Ze is lang en rijzig
In het grijze ochtendlicht
dwingt het rood haar tot stoppen
Miriam heet ze, denk ik te weten
Haar jas is blauw
van het harde soort
Haar fietstassen grasgroen
Meer nog dan dat is haar
haar een vurig baken
een rode streep in de mist
Een genetische dispositie
om een heks genoemd te worden
of te zijn
In een flits zie ik het mes
blikkeren langs de witte, tere huid,
bij het zachtste van de keel in een haal
de zware vlecht afsnijden
Een zwarte poel omsluit de gift
Is zij het zelf, die haar schoonheid offert
om onheil af te wenden, een gunst
te vragen voor haar mensen,
haar vee, een kind?
Of wordt ze aangerand in naam van het hogere
van het volk dat naast vlechten
ook verworgde mensen
achterliet in het veen?
Fier of vernederd
ik voel hoe zij haar hoofd draait
dat kan niet anders
om te wennen aan de lichtheid
van het nu korte haar
Mooie rooie,
heks, zuster van eeuwen her
ik hou van jou
Het verkeer trekt op
De mist nog niet
Daar fietst Miriam.