Er staat een spotlight op mijn schaduwkabinet De deur van de kast is opengebarsten De inhoud naar buiten getuimeld Geen fraai gezicht Echt goed kijken durf ik niet zoals naar kattenkots of slijmerige, zure vaatdoekjes of iets met maden met halfafgewend gelaat en ingehouden adem Jaloezie (dik vloeibaar, doorschijnend, paars pulserend, met een gloeiende kern van turquoise, in een niet op te tillen zware zak) Woede (kruimelig, zacht rokend, licht ontvlambaar) Angst (als een gelige, bleke, teruggetrokken schijf, mat, schilferig, afstotelijk als een slecht verzorgde huid) Stapels grote en kleine had-ik-maars worden omgeduwd door verongelijktheid op hoge poten Blinde kruipsels van zelfmedelijden strijden met diklijvige hoogmoed wegvluchtende zwartgalligheid en hardvochtig, grijzig ongeduld Wat verfrommelde verwaandheid steekt zijn kop op Is dit allemaal van mij? Kleinzieligheid, lafheid, luiheid, voorwaardelijke liefde, haat. Ook dat? Ook dat. Misselijk, w...